Het voormalige vliegveld Ubbena

Leeuwarder courant, 21 juli 1911

 

(Kranten)artikelen en advertenties die direct of indirect te maken hebben met het vliegveld in Ubbena, de betrokken personen en vliegtuigen.

 

Leeuwarder courant, 21 juli 1911

Konings vlucht naar Helpman.

Koning vertrekt.

't Was een van die wonder mooie avonden als wij in de heele vliegweek niet hebben gehad. Op den dag was 't roezig in de lucht geweest. Groote ruige wolken dreven over, nu en dan zelfs betrok de lucht; 't was wat onweersachtig. Maar tegen den avond was 't stil geworden; strak stonden de boomengroepen tegen de lichtelijk-wolkomfloersde lucht; alleen de ruischende peppels, die altijd in beweging zijn, trilden wapperend in de toppen. Een beteren avond had de aviateur Koning niet kunnen hebben. Omstreeks halfzeven kwam hij even op het vliegterrein; de laatste maatregelen zouden genomen worden en hij vertrok weer. Nog geen half uur later verscheen de volgauto op het terrein, waarop misschien 'n dertigtal genoodigden bijeen waren. Voor het publiek was het terrein echter niet toegankelijk. Een talrijke menigte had zich echter bij het vliegveld opgesteld en op verschillende punten van de stad en op de wegen buiten in de richting Groningen stonden groepjes menschen met aandacht de lucht te bestudeeren. 't Was weer de sensatie van het vliegen.

Kort nadat de auto was aangekomen, verscheen ook Koning, vergezeld van zijn beide monteurs op het veld. Onmiddellijk werd order gegeven de hangar te openen. De voorbereiding voor het vertrek begon. De machine werd nog eens zorgvuldig nagezien en gesmeerd. De reservoirs waren reeds gevuld; er was voor twee tot twee en een half uur benzine en olie. Nu begon het pakken van de auto, waarin een aantal reservedeelen werden meegenomen. Men moest op alles voorbereid zijn. Om kwart na zeven vertrok de auto, waarin o. a. een der monteurs en de heer Berghuis, vertegenwoordiger van het vliegcomité, plaats namen. De afspraak was, dat de auto vooruit zou rijden, bij den spoorwegoverweg te Hardegarijp zou wachten en, zoodra de vliegmachine gezien werd, den tocht zou voortzetten. Wachtte men op den vlieger, dan zou men spoedig te veel achter komen, immers de auto liep slechts een 50 à 55 K.M. per uur, de vliegmachine kon gemakkelijk 80 K. M. maken.

Nog was de auto niet vertrokken of Koning en zijn monteur Ladougne, die hem als passagier zou vergezellen hadden zich reeds in hun vliegpakken gestoken. Zij was nauwelijks onderweg of de machine werd het terrein opgereden, onder gejuich van het publiek buiten het vliegterrein en op de omliggende daken.

't Werd nu een handen geven en goede reis wenschen. Koning stapte in de machine en Ladougne zette de schroef aan die weldra z'n duizend à elfhonderd wentelingen in de minuut maakte. Vier mannetjes hielden de machine vast. Zij moesten zich schrap zetten om niet meegesleept te worden. Eerst zou de monteur nog in het vliegtuig stappen, werd hun verteld, en als de aviateur de hand in de hoogte zou steken moesten zij loslaten en terzijde uitwijken. Bij het bestijgen van het vliegtuig stortte de monteur tegen een der glaasjes terzijde, aan, waarin de olie op en neer danst en den aviateur een aanwijzing is of de motor voldoende en regelmatig wordt gesmeerd. Dit gaf vertraging. Het contact werd verbroken en een nieuw glaasje ingezet. Nu ging 't los. Om zes minuten over half acht ging de machine langzaam en statig de lucht in. Na een ronde om de baan gemaakt te hebben, kwam de aviateur weer neer. Daar had de motor weer overgeslagen net als Zondag. Dalen was dus noodig.

De motor moest nagezien. Het toestel werd met een touw aan een paaltje gebonden; eenige mannen hielden het weer vast en andermaal werd contact gegeven.

Aanvankelijk sloeg de motor nog tweemaal over, maar later bromde hij regelmatig zijn zwaren zang van sterke machine. De aviateur meende, dat het wel kon gaan. Weer werd gestart en daar steeg het ranke tuig omhoog; eerst in de richting naar den versten rechterhoek van het vliegterrein, daar achter werd naar links gedraaid en voorwaarts ging het nu langs „Fortuna" in de richting Groningen. Het was toen drie minuten voor achten.

Als een groote vogel, zooals men zich de albatros voorstelt, uren en uren zwevend zonder noemenswaard de vleugels te bewegen, zoo zweefde met regelmatigen gang het vliegtuig tegen de stemmige avondlucht. Steeds hooger klom het, steeds hooger.... Goede reis, luchtvaarders - zeiden of dachten wel allen.

Koning landt te Veenwouden.

Goede reis! Helaas, het doel zou niet bereikt worden. Geruimen tijd hadden de reizigers in de auto reeds aan den overweg te Hardegarijp gestaan, getuurd en gewacht, maar geen vliegtuig kwam. Zij wisten wat er op 't vliegterrein was voorgevallen en begonnen zich al ongerust te maken. Reeds was aan het station een telegram afgegeven met de vraag of er nog niets van vertrekken kwam. Ziet, daar was de vlieger. Hoog in de lucht naderde hij snel. Toen vlug in de auto en voort ging 't met snelle vaart Hardegarijp door naar Groningen. Men kon de vliegmachine regelmatig zien komen. De spoorweg zou als wegwijzer dienen en links daarvan hield de aviateur baan. 't Scheen zoo vlot te gaan. Reeds was de auto Quatre-Bras gepasseerd of men zag dat de machine ter hoogte van Veenwouden daalde. Onmiddellijk werd omgekeerd, maar op het oogenblik, dat men den vlieger te hulp zou rijden, liep een band leeg. 't Aanleggen van een nieuwe band was 't werk van een oogenblik en zeven minuten na de daling was men bij het vliegtuig.

Daar lag de sierlijke vogel, straks nog meester van de wijde luchten, nu gewond en hulpeloos. De aviateurs waren echter gezond en wel en droegen den tegenslag met gelatenheid, 't Was nu eenmaal zoo en niet anders. De daling had ongeveer dertien minuten over achten plaats.

Het landelijke Veenwouden, dat zich gewoonlijk om dien tijd langzaam ter ruste bereidt, was nu in rep en roer. Eerst de sensatie van een naderende vliegmachine en nu de sensatie, dat zij hier achter in het weiland neer kwam. Dat wekte herinneringen op aan de landing van Pottums luchtballon, nu enkele jaren geleden. Wie eenigszins kon spoedde zich het land in en aan hulpvaardige handen was weldra eer een teveel dan een tekort.

De machine lag ongeveer vijfhonderd meter landwaarts, links voor den weg naar Dokkum. Er zat niets anders op, dan dat het ding gedemonteerd werd en daarmede werd onmiddellijk een aanvang gemaakt.

't Zou laat worden, dat bleek al dadelijk. En toen eindelijk het geraamte met den motor op drie paardentroggen in den stal van een herberg te Veenwouden stond en de tweede rit naar het land gedaan werd om de vleugels te halen, in deze soort pauze vonden wij gelegenheid den heer Koning te spreken en hem van zijn vlucht te hooren vertellen, 't Was al laat, over twaalven.

Wat Koning vertelde.

Alles scheen goed te gaan, de motor trok na de tweede opstijging prachtig, wind was er zoo goed als niet en de kans, dat de vlucht zou worden volbracht, was groot. De aviateur was over de Groote Wielen gevlogen, hield toen meer rechts en passeerde over Hardegarijp. Hij was steeds hooger gestegen en bevond zich op ongeveer 400 meter. Even voorbij Hardegarijp sloeg de motor weer over, maar werkte dadelijk daarop weer regelmatig. Maar lang duurde het niet, weldra werd het overslaan eigen en moest naar een geschikte landingsplaats worden uitgezien. Het vliegtuig zweefde toen boven de kleine boschages, die om Veenwouden liggen. Aan de eene zijde zagen de aviateurs een groot water, vermoedelijk het Bergumermeer, aan de andere zijde een vaart, misschien het Kruiswater. Het boschachtige terrein was natuurlijk ongeschikt voor landing, maar daar de machine hoog was, was er wel tijd om daarover heen te zweven en een geschikte landingsplaats in het weiland uit te zoeken. Ter hoogte van dea draai in het dorp, waar ia de richting Leeuwarden eenige huizen zijn uitgebouwd, lag een geschikt terrein. De aviateur zweefde in de richting dier huisjes, zwenkte linksom, ten einde het weiland in zijn lengte te krijgen en daalde vol plané in keurigen stijl.

Alles was goed gegaan, als er maar een paar mannetjes waren geweest om de machine, die op haar vaart uitliep, te grijpen en te remmen. Nu dat niet het geval was, liep het vliegtuig in een greppel. Daardoor zakte het aan eene zijde weg, de vleugel raakte den grond en ook de schroef, waarvan een gedeelte van een der bladen afsloeg. Door den schok werd ook een der uitlaatkleppen wat beschadigd. Evenzoo werd het chasis, het voorstuk, waarop de machine rust, verwrongen en een der wielen ten deele ingedrukt. Het geraamte van de machine was eenigszins maar niet noemenswaard gehavend. De schade viel, naderhand bezien, nog al mee.

't Was reeds laat in den nacht, toen alles veilig en wel in een stal te Veenwouden stond.

De machine wordt daar verder ingepakt en van Veenwouden naar Groningen verzonden. Na herstel zal Koning te Groningen eenige vliegdemonstraties houden en vermoedelijk ook nog in Friesland vliegen.

Zoo is de vliegweek, die een oogenblik nog een onverwacht mooi slot scheen te krijgen, ook in deze tegengeslagen. En zoo had Veenwouden zijn sensatie van een vliegavond, en lang na twaalven was er nog een ongekende beweging en drukte in het dorp, snorde er nog de auto en wierp er zijn felle lichtbundels door het dorp en dat alles om den vliegmensch, die er was neergekomen ... tot schrik van de koeien die als vuur zoo bang zijn voor die vliegende gevaarten. Zij begrijpen met hun koeienhersens het gevaar er van. En een boer stond tot laat in den nacht bij zijn koeien, die nu gelukkig wat kalm waren....

Te Groningen.

Tegen zeven uur, zoo lezen wij in de „Nwe. Gron. C t.", begon het eerste publiek op het terrein te Helpman te komen, eerst druppelsgewijze maar langzamerhand in grooteren getale. 't Kon er nog net getuige van zijn hoe de laatste hand aan den hangar werd gelegd en hoe de afrastering ter beveiliging van het publiek werd opgeslagen.

Inmiddels was in de stad door het vliegcomité gepubliceerd, dat Koning opstijgen zou. Dat verhoogde de zekerheid dat hij zou komen en dreef de belangstellenden naar Helpman toe, die per tram, per fiets en te voet kwamen aanzetten. Zij vulden het voor het publiek bestemde terrein langzamerhand en stelden zich langs de afrastering in dubbele rij op. Daar bleven zij staan of wandelden op en neer, in afwachting van het sein dat Koning vertrokken was. Dat sein bleef echter nog al eenigen tijd achterwege; eerst om over acht klonken de twee schoten over het terrein en wist men, dat men dus nog minstens 20 minuten geduld hebben moest. Maar die twintig minuten werden dertig.

't Werd half negen, tien minuten zelfs er over en Koning had er al kunnen zijn. Maar hij was er nog niet en hij was ook nog niet in 't gezicht. Hoe men ook tuurde men kon aan den helderblauwen hemel geen stip ontdekken, geen voorwerp bespeuren, dat maar iets op een naderende vliegmachine geleek. En waar men met de richting waaruit hij komen zou, niet op de hoogte was, werd het een zoeken in 't wilde, wat de spanning nog verhoogde.

Koning kwam echter nog niet. 't Werd later, 't liep tegen tegen negen en de duisternis begon te vallen. Vlugger, dan men met het oog op de veiligheid van onzen aviateur wenschelijk achtte. De lijnen van de terreinvoorwerpen in den omtrek werden vager en vager. Men zag wel in, dat het voor Koning moeilijk werd de landingsplaats terug te vinden.

Men begon te denken aan een ongeluk, aan een noodlanding op zijn minst. Maar zekerheid had men niet en men wilde ook niet direct het ergste vreezen, dus bleef men hopen, dat hij nog komen zou. In de steeds meer invallende duisternis werd de witgeverfde hangar meer en meer onzichtbaar, de groote menschenmassa die bij goed daglicht den avatieur een uitstekende gids zou kunnen zijn, werd vager in omtrek en zou door hem niet meer als zoodanig kunnen worden opgemerkt. Er moest dus naar een ander middel worden uitgezien om hem het terrein aan te wijzen. En men dacht aan de middelen, die men bij wedvluchten had gebruikt als de vliegers ook des avonds of 's nachts werden verwacht; men overwoog het ontsteken van vuren en onmiddellijk werden daartoe maatregelen getroffen. Stroobossen werden midden op het terrein neergelegd, met benzine gedrenkt om aldus aangestoken een groote vlam te kunnen geven, die in de duisternis den aviateur een teeken zou kunnen zijn, Men wilde er het vuur inb engen toen het echter niet meer noodig bleek. Zonder dat het comité het gemerkt had, was het terrein ontruimd.

Daar had men namelijk een telegram ontvangen, dat de vlieger te Veenwouden was geland. Waarom wist men nog niet, men hoorde mompelen van een defect aan de moter, maar zekerheid daaromtrent kon men niet krijgen. Men wist echter wel, dat er van een aankomen te Helpman niets meer kon komen en verliet daarom kalm en in voorbeeldige orde het terrein.

"Strak stonden de boomengroepen tegen de lichtelijk-wolkomfloersde lucht". In het Van Dale staat "omfloersen" beschreven als "als een rouwsluier omgeven".


Leeuwarder courant, 21 juli 1911


  Pagina terug   Alle krantenartikelen

  Dit artikel is gekoppeld aan de verhaallijn(en): Goupy, Sieb Koning, Émile Ladougne.

  Laatst bijgewerkt op: 2 mei 2022.

  De afbeelding van het artikel kan grafisch bewerkt zijn om de weergave op deze pagina mogelijk, of beter te maken.

  Publiek Domein, auteursrechtelijke termijn verstreken.