Provinciale Drentsche en Asser courant, 18 juli 1911

VRIES. 17 Juli.

Hedenavond te half negen is de „Veendam I," de eendekker van den toekomstigen aviateur Reinders op het vliegterrein aangekomen en broederlijk naast de „Helpman I" in de hangar geplaatst. De heer Reinders zelf neemt morgen afscheid van de landweer en hoopt daarna overmorgen zijn domicilie naar 't vliegkamp over te brengen, ten einde zoo spoedig doenlijk over 't zelfde terrein, waarover hij in vroeger jaren als milicien van 't garnizoen te Assen van tijd tot tijd mocht „tippelen," in de volgende dagen te rollen, tot hij in staat is er uit de hoogte op neer te zien en met de omgeving in vogelvlucht te aanschouwen. Daar heden ook de „Helpman I" weer volledig is klaar gekomen, kan de heer Hubert Hagens zijn oefeningen in hoogere sferen hervatten, zoodra het weer gunstiger wordt. Ook de restaurateur Hofkamp hoopt nog deze week zijn consumptietent gereed te krijgen en alsdan 't benoodigd verlof te bekomen, om 't publiek te ontvangen. Alles te zamen genomen gaat het kamp dus een tijd van meerdere levendigheid en nieuwe aantrekkelijkheid tegemoet. Mocht de bekende aviateur Sieb Koning met zijn biplane hier neerstrijken, dan zal dat zeker door de bezoekers van het terrein niet onaangenaam worden bevonden terwijl voor dat vliegtuig in de hangar gastvrij een plaats zal worden ingeruimd.


Provinciale Drentsche en Asser courant, 18 juli 1911


  Dit artikel is gekoppeld aan de verhaallijn(en): Helpman I, Veendam I, Hubert Hagens, Goupy, Willem Reinders, Sieb Koning, Albert Hofkamp, Vliegveld Ubbena

  Publiek Domein, auteursrechtelijke termijn verstreken.


Leeuwarder courant, 21 juli 1911

Konings vlucht naar Helpman.

Koning vertrekt.

't Was een van die wonder mooie avonden als wij in de heele vliegweek niet hebben gehad. Op den dag was 't roezig in de lucht geweest. Groote ruige wolken dreven over, nu en dan zelfs betrok de lucht; 't was wat onweersachtig. Maar tegen den avond was 't stil geworden; strak stonden de boomengroepen tegen de lichtelijk-wolkomfloersde lucht; alleen de ruischende peppels, die altijd in beweging zijn, trilden wapperend in de toppen. Een beteren avond had de aviateur Koning niet kunnen hebben. Omstreeks halfzeven kwam hij even op het vliegterrein; de laatste maatregelen zouden genomen worden en hij vertrok weer. Nog geen half uur later verscheen de volgauto op het terrein, waarop misschien 'n dertigtal genoodigden bijeen waren. Voor het publiek was het terrein echter niet toegankelijk. Een talrijke menigte had zich echter bij het vliegveld opgesteld en op verschillende punten van de stad en op de wegen buiten in de richting Groningen stonden groepjes menschen met aandacht de lucht te bestudeeren. 't Was weer de sensatie van het vliegen.

Kort nadat de auto was aangekomen, verscheen ook Koning, vergezeld van zijn beide monteurs op het veld. Onmiddellijk werd order gegeven de hangar te openen. De voorbereiding voor het vertrek begon. De machine werd nog eens zorgvuldig nagezien en gesmeerd. De reservoirs waren reeds gevuld; er was voor twee tot twee en een half uur benzine en olie. Nu begon het pakken van de auto, waarin een aantal reservedeelen werden meegenomen. Men moest op alles voorbereid zijn. Om kwart na zeven vertrok de auto, waarin o. a. een der monteurs en de heer Berghuis, vertegenwoordiger van het vliegcomité, plaats namen. De afspraak was, dat de auto vooruit zou rijden, bij den spoorwegoverweg te Hardegarijp zou wachten en, zoodra de vliegmachine gezien werd, den tocht zou voortzetten. Wachtte men op den vlieger, dan zou men spoedig te veel achter komen, immers de auto liep slechts een 50 à 55 K.M. per uur, de vliegmachine kon gemakkelijk 80 K. M. maken.

Nog was de auto niet vertrokken of Koning en zijn monteur Ladougne, die hem als passagier zou vergezellen hadden zich reeds in hun vliegpakken gestoken. Zij was nauwelijks onderweg of de machine werd het terrein opgereden, onder gejuich van het publiek buiten het vliegterrein en op de omliggende daken.

't Werd nu een handen geven en goede reis wenschen. Koning stapte in de machine en Ladougne zette de schroef aan die weldra z'n duizend à elfhonderd wentelingen in de minuut maakte. Vier mannetjes hielden de machine vast. Zij moesten zich schrap zetten om niet meegesleept te worden. Eerst zou de monteur nog in het vliegtuig stappen, werd hun verteld, en als de aviateur de hand in de hoogte zou steken moesten zij loslaten en terzijde uitwijken. Bij het bestijgen van het vliegtuig stortte de monteur tegen een der glaasjes terzijde, aan, waarin de olie op en neer danst en den aviateur een aanwijzing is of de motor voldoende en regelmatig wordt gesmeerd. Dit gaf vertraging. Het contact werd verbroken en een nieuw glaasje ingezet. Nu ging 't los. Om zes minuten over half acht ging de machine langzaam en statig de lucht in. Na een ronde om de baan gemaakt te hebben, kwam de aviateur weer neer. Daar had de motor weer overgeslagen net als Zondag. Dalen was dus noodig.

De motor moest nagezien. Het toestel werd met een touw aan een paaltje gebonden; eenige mannen hielden het weer vast en andermaal werd contact gegeven.

Aanvankelijk sloeg de motor nog tweemaal over, maar later bromde hij regelmatig zijn zwaren zang van sterke machine. De aviateur meende, dat het wel kon gaan. Weer werd gestart en daar steeg het ranke tuig omhoog; eerst in de richting naar den versten rechterhoek van het vliegterrein, daar achter werd naar links gedraaid en voorwaarts ging het nu langs „Fortuna" in de richting Groningen. Het was toen drie minuten voor achten.

Als een groote vogel, zooals men zich de albatros voorstelt, uren en uren zwevend zonder noemenswaard de vleugels te bewegen, zoo zweefde met regelmatigen gang het vliegtuig tegen de stemmige avondlucht. Steeds hooger klom het, steeds hooger.... Goede reis, luchtvaarders - zeiden of dachten wel allen.

Koning landt te Veenwouden.

Goede reis! Helaas, het doel zou niet bereikt worden. Geruimen tijd hadden de reizigers in de auto reeds aan den overweg te Hardegarijp gestaan, getuurd en gewacht, maar geen vliegtuig kwam. Zij wisten wat er op 't vliegterrein was voorgevallen en begonnen zich al ongerust te maken. Reeds was aan het station een telegram afgegeven met de vraag of er nog niets van vertrekken kwam. Ziet, daar was de vlieger. Hoog in de lucht naderde hij snel. Toen vlug in de auto en voort ging 't met snelle vaart Hardegarijp door naar Groningen. Men kon de vliegmachine regelmatig zien komen. De spoorweg zou als wegwijzer dienen en links daarvan hield de aviateur baan. 't Scheen zoo vlot te gaan. Reeds was de auto Quatre-Bras gepasseerd of men zag dat de machine ter hoogte van Veenwouden daalde. Onmiddellijk werd omgekeerd, maar op het oogenblik, dat men den vlieger te hulp zou rijden, liep een band leeg. 't Aanleggen van een nieuwe band was 't werk van een oogenblik en zeven minuten na de daling was men bij het vliegtuig.

Daar lag de sierlijke vogel, straks nog meester van de wijde luchten, nu gewond en hulpeloos. De aviateurs waren echter gezond en wel en droegen den tegenslag met gelatenheid, 't Was nu eenmaal zoo en niet anders. De daling had ongeveer dertien minuten over achten plaats.

Het landelijke Veenwouden, dat zich gewoonlijk om dien tijd langzaam ter ruste bereidt, was nu in rep en roer. Eerst de sensatie van een naderende vliegmachine en nu de sensatie, dat zij hier achter in het weiland neer kwam. Dat wekte herinneringen op aan de landing van Pottums luchtballon, nu enkele jaren geleden. Wie eenigszins kon spoedde zich het land in en aan hulpvaardige handen was weldra eer een teveel dan een tekort.

De machine lag ongeveer vijfhonderd meter landwaarts, links voor den weg naar Dokkum. Er zat niets anders op, dan dat het ding gedemonteerd werd en daarmede werd onmiddellijk een aanvang gemaakt.

't Zou laat worden, dat bleek al dadelijk. En toen eindelijk het geraamte met den motor op drie paardentroggen in den stal van een herberg te Veenwouden stond en de tweede rit naar het land gedaan werd om de vleugels te halen, in deze soort pauze vonden wij gelegenheid den heer Koning te spreken en hem van zijn vlucht te hooren vertellen, 't Was al laat, over twaalven.

Wat Koning vertelde.

Alles scheen goed te gaan, de motor trok na de tweede opstijging prachtig, wind was er zoo goed als niet en de kans, dat de vlucht zou worden volbracht, was groot. De aviateur was over de Groote Wielen gevlogen, hield toen meer rechts en passeerde over Hardegarijp. Hij was steeds hooger gestegen en bevond zich op ongeveer 400 meter. Even voorbij Hardegarijp sloeg de motor weer over, maar werkte dadelijk daarop weer regelmatig. Maar lang duurde het niet, weldra werd het overslaan eigen en moest naar een geschikte landingsplaats worden uitgezien. Het vliegtuig zweefde toen boven de kleine boschages, die om Veenwouden liggen. Aan de eene zijde zagen de aviateurs een groot water, vermoedelijk het Bergumermeer, aan de andere zijde een vaart, misschien het Kruiswater. Het boschachtige terrein was natuurlijk ongeschikt voor landing, maar daar de machine hoog was, was er wel tijd om daarover heen te zweven en een geschikte landingsplaats in het weiland uit te zoeken. Ter hoogte van dea draai in het dorp, waar ia de richting Leeuwarden eenige huizen zijn uitgebouwd, lag een geschikt terrein. De aviateur zweefde in de richting dier huisjes, zwenkte linksom, ten einde het weiland in zijn lengte te krijgen en daalde vol plané in keurigen stijl.

Alles was goed gegaan, als er maar een paar mannetjes waren geweest om de machine, die op haar vaart uitliep, te grijpen en te remmen. Nu dat niet het geval was, liep het vliegtuig in een greppel. Daardoor zakte het aan eene zijde weg, de vleugel raakte den grond en ook de schroef, waarvan een gedeelte van een der bladen afsloeg. Door den schok werd ook een der uitlaatkleppen wat beschadigd. Evenzoo werd het chasis, het voorstuk, waarop de machine rust, verwrongen en een der wielen ten deele ingedrukt. Het geraamte van de machine was eenigszins maar niet noemenswaard gehavend. De schade viel, naderhand bezien, nog al mee.

't Was reeds laat in den nacht, toen alles veilig en wel in een stal te Veenwouden stond.

De machine wordt daar verder ingepakt en van Veenwouden naar Groningen verzonden. Na herstel zal Koning te Groningen eenige vliegdemonstraties houden en vermoedelijk ook nog in Friesland vliegen.

Zoo is de vliegweek, die een oogenblik nog een onverwacht mooi slot scheen te krijgen, ook in deze tegengeslagen. En zoo had Veenwouden zijn sensatie van een vliegavond, en lang na twaalven was er nog een ongekende beweging en drukte in het dorp, snorde er nog de auto en wierp er zijn felle lichtbundels door het dorp en dat alles om den vliegmensch, die er was neergekomen ... tot schrik van de koeien die als vuur zoo bang zijn voor die vliegende gevaarten. Zij begrijpen met hun koeienhersens het gevaar er van. En een boer stond tot laat in den nacht bij zijn koeien, die nu gelukkig wat kalm waren....

Te Groningen.

Tegen zeven uur, zoo lezen wij in de „Nwe. Gron. C t.", begon het eerste publiek op het terrein te Helpman te komen, eerst druppelsgewijze maar langzamerhand in grooteren getale. 't Kon er nog net getuige van zijn hoe de laatste hand aan den hangar werd gelegd en hoe de afrastering ter beveiliging van het publiek werd opgeslagen.

Inmiddels was in de stad door het vliegcomité gepubliceerd, dat Koning opstijgen zou. Dat verhoogde de zekerheid dat hij zou komen en dreef de belangstellenden naar Helpman toe, die per tram, per fiets en te voet kwamen aanzetten. Zij vulden het voor het publiek bestemde terrein langzamerhand en stelden zich langs de afrastering in dubbele rij op. Daar bleven zij staan of wandelden op en neer, in afwachting van het sein dat Koning vertrokken was. Dat sein bleef echter nog al eenigen tijd achterwege; eerst om over acht klonken de twee schoten over het terrein en wist men, dat men dus nog minstens 20 minuten geduld hebben moest. Maar die twintig minuten werden dertig.

't Werd half negen, tien minuten zelfs er over en Koning had er al kunnen zijn. Maar hij was er nog niet en hij was ook nog niet in 't gezicht. Hoe men ook tuurde men kon aan den helderblauwen hemel geen stip ontdekken, geen voorwerp bespeuren, dat maar iets op een naderende vliegmachine geleek. En waar men met de richting waaruit hij komen zou, niet op de hoogte was, werd het een zoeken in 't wilde, wat de spanning nog verhoogde.

Koning kwam echter nog niet. 't Werd later, 't liep tegen tegen negen en de duisternis begon te vallen. Vlugger, dan men met het oog op de veiligheid van onzen aviateur wenschelijk achtte. De lijnen van de terreinvoorwerpen in den omtrek werden vager en vager. Men zag wel in, dat het voor Koning moeilijk werd de landingsplaats terug te vinden.

Men begon te denken aan een ongeluk, aan een noodlanding op zijn minst. Maar zekerheid had men niet en men wilde ook niet direct het ergste vreezen, dus bleef men hopen, dat hij nog komen zou. In de steeds meer invallende duisternis werd de witgeverfde hangar meer en meer onzichtbaar, de groote menschenmassa die bij goed daglicht den avatieur een uitstekende gids zou kunnen zijn, werd vager in omtrek en zou door hem niet meer als zoodanig kunnen worden opgemerkt. Er moest dus naar een ander middel worden uitgezien om hem het terrein aan te wijzen. En men dacht aan de middelen, die men bij wedvluchten had gebruikt als de vliegers ook des avonds of 's nachts werden verwacht; men overwoog het ontsteken van vuren en onmiddellijk werden daartoe maatregelen getroffen. Stroobossen werden midden op het terrein neergelegd, met benzine gedrenkt om aldus aangestoken een groote vlam te kunnen geven, die in de duisternis den aviateur een teeken zou kunnen zijn, Men wilde er het vuur inb engen toen het echter niet meer noodig bleek. Zonder dat het comité het gemerkt had, was het terrein ontruimd.

Daar had men namelijk een telegram ontvangen, dat de vlieger te Veenwouden was geland. Waarom wist men nog niet, men hoorde mompelen van een defect aan de moter, maar zekerheid daaromtrent kon men niet krijgen. Men wist echter wel, dat er van een aankomen te Helpman niets meer kon komen en verliet daarom kalm en in voorbeeldige orde het terrein.

"Strak stonden de boomengroepen tegen de lichtelijk-wolkomfloersde lucht". In het Van Dale staat "omfloersen" beschreven als "als een rouwsluier omgeven".


Leeuwarder courant, 21 juli 1911


  Dit artikel is gekoppeld aan de verhaallijn(en): Goupy, Sieb Koning, Émile Ladougne

  Publiek Domein, auteursrechtelijke termijn verstreken.


Nieuwsblad van Friesland : Hepkema's courant, 22 juli 1911

Konings overlandsvlucht van Leeuwarden paar Groningen.
Noodlanding te Veenwouden.

LEEUWARDEN, 20 Juli. Op Woensdagavond was ze dan eindelijk definitief bepaald, de overlandvlucht van Koning van Leeuwarden naar Groningen. Daar op het oude vliegterrein te Helpman was alles voor de ontvangst gereed.

Op het vliegterrein hier stond te zeven uur een volgauto gereed, die echter eerst voorop zou gaan, omdat, gezien de grootere snelheid van de aeroplaan, een handicap van dezen gewenscht was. Eenige toestelonderdeelen, (schroef, enz.) werden opgeladen, drie monteurs, onder wie de jongste monteur van Koning en de secretaris van het vliegcomité namen in de auto plaats en toen ging deze 't veld af, de stad uit en den Groninger straatweg op. Te Hardegarijp; zoo was de afspraak, zou men uitzien naar de vliegmachine, om zoodra men die bemerkte, full speed in de richting Groningen te rijden.

Dat was te ruim kwart over zeven.

Koning had ondertusschen het vllegpak aangeschoten; de machine werd op het veld gereden, een laatste handdruk ten afscheid gegeven, en toen stapte de vlieger in. „Goede reis!" „Au revoir!", klonken de wenschen. De monteur Ladougne sloeg de schroef rond, en klom daarna mee op. Hij zou als passagier den tocht meemaken.

Maar het geluid van den motor verstomde. Een peilglas van de machine was gebroken, stukgestooten bij de instijging van den monteur.

„Dat is niets, we hebben een ander", zei de vlieger. En onderwijl de monteur het defect herstelde, deelde Koning mee, dat hij met dezen wind - het was vrij stil maar men had den wind mee - ruim 100 K.M. per uur maakte. Hij hoopte den afstand, plm. 50 K.M.,

in ongeveer 25 minuten

af te leggen, maar had voor ruim twee uren benzine in het reservoir.

Het gerucht van de voorgenomen vlucht had zich spoedig door heel de stad verspreid. Op de daken der huizen en om het terrein hadden zich tal van nieuwsgierigen opgesteld. Het terrein zelf werd door de politie vrijgehouden.

Het nieuwe peilglaasje was opgezet. Weer steeg de aviateur in. Men meende op te merken, dat de aangezette motor niet goed aansloeg. Na eenig weifelen echter pakte hij en de monteur steeg weder in. Nog een handgroet van den vlieger. Toen snelde de vogel over 't veld, en steeg daarna vrij steil op. 't Was 7.37. Rustig lag de machine tegen den westenwind in. Hij maakte een korte zwenking, en... wendde zich weer naar beneden. „Hij daalt!" werd geroepen. En ja, na eenige minuten raakten de wielen de aarde weer.

De motor had weer overgeslagen, lichtte de aviateur in. „'t Zelfde grapje van Zondag!"

Even proefloopen met den motor was 't besluit. De machine werd aan een paal vastgezet en toen liet Koning den motor snorren, nadat de monteur eerst flink met olie gewerkt had. Een paar keer sloeg de motor nog over, maar hij luisterde anders vrij nauw naar het hefboompje dat contact gaf, en dus meende Koning het te kunnen wagen. De aeroplaan werd voor de opvlucht gereed gezet, en na de gewone voorbereidingen, steeg zij te 7.57 op. En nu wendde bij de zwenking van het westen naar het oosten het hoogtestuur zich niet weer naar den grond, doch integendeel naar hooger, en met een boog om het vliegveld gaande, zette de Goupy

koers naar Groningen.

Luide hoera's vergezelden den vliegenier, die koersend langs de spoorlijn spoedig uit het gezicht verdween. Hij vloog op ruim een 300 meter hoogte, schatten we.

Een groote spin, die verwaasde in de blauwe lucht, dat was 't laatste beeld, dat de aeroplaan ons gaf.

En de aankomst te Groningen en de enthousiaste ontvangst? Helaas! het is er niet toe gekomen. Duizenden Groningers zijn teleurgesteld.

We wachtten op de berichten van aankomst. De telefoon schrilde ons op, voor de aviateur te Helpman kon zijn aangekomen. We hoorden: „Koning is te Veenwouden geland..."

We hebben den hoorn neergeworpen, en zijn gevlogen haast naar het station, om zoo mogelijk nog den trein naar die richting te halen. 't Geluk diende ons. De trein reed een minuut of vijf te laat af, en op 't nippertje kwamen we nog mee.

Te Veenwouden hoorden we, dat het herhaaldelijk overslaan van den motor Koning tot

een landing genoodzaakt had,

en dat daarbij vleugel, schroef en motor van zijn aeroplaan beschadigd waren. Het toestel lag een twintig minuten vanaf het station, dicht nabij de z.g. Schiersloot, in een van de achterste landen, grenzende bijna aan de Houtwielen.

Fietsen waren er niet te krijgen. Bijna ieder uit wijden omtrek had zich naar de plaats der daling gespoed. En natuurlijk op 't snelste vervoermiddel, de fiets. Gelukkig ontmoetten we een wagen, een platten melkwagen en daarmee reden we naar de dalingsplaats. De wagen was - zoo vertelde ons de voerman onder het lawaaierig schokken van het voertuig - door den vlieger gehuurd om de machine naar het station te brengen. Het toestel moest n.l. gedemonteerd worden.

Even voorbij de Schierstins draaide het vehikel een landreed in die naar de Fennen voerde. En daar, diep het land in, vonden we het ontredderde vliegtuig. Een marechaussee en een gemeenteveldwachter deden vergeefsche moeite om de talrijke belangstellenden op een afstand te houden. Zij drongen om het toestel, bezagen het van voor en achter, betastten de gebroken schroef, de uiterlijke machinedeelen en de vleugelvlakken. En gaven ondertusschen hun beschouwingen en opmerkingen ten beste. Later, toen het lang genoeg geduurd had, werd het publiek door de politie verwijderd.

Nadat we aan Koning ons leedwezen over de mislukking van den tocht en het ongeval hadden betuigd, deelde hij ons het een en ander mee over zijn vlucht en daling. Tot Hardegarijp was 't goed gegaan. Toen had weer

de motor enkele keeren geweigerd,

en hij begreep, dat hij moest dalen. Hij vloog rechts van den spoorweg, maar aan dien kant zag hij veel boomgewas (Bergumerheide en omgeving waarschijnlijk) en daarom was hij met een zwenking over den spoorweg gegaan en had hij aan den Dokkumer kant daarvan weiland gezocht, dat hem voor de landing geschikt leek. Met den kop in den wind had hij de neerdaling volbracht De machine bereikte goeden wel den grond, maar noodlottig nu zat daar juist overdwars in het land een breede gruppel, en daarin had de machine gestooten.

't Zou

een dure geschiedenis

worden. Het voor-onderstel was verbogen of gebroken, de schroef was tegen den grond stuk geslagen, de motor had door den schok een defect bekomen (of 't een heel ernstig defect was, kon hij nog niet vaststellen,) en de rechtervleugels waren beschadigd. Vooral de rechter-benedenvleugel zag er leelljk uit.

De vlucht had ongeveer tien minuten geduurd. Binnen 't kwartier na de glorievee opstijging te Leeuwarden lag het sierlijke toestel geheel kaduuk te Veenwouden tegen den harddrogen grond.

De volgauto was eerst geruimen tijd na de daling op het terrein verschenen. Want, of het spel sprak, ook die kreeg panne. Toen men de machine snel had zien dalen, en juist den Dokkumerweg wilde oprijden, sprong een band. En terwijl de inzittenden brandden van ongeduld om te weten hoe de landing was afgeloopen, moest eerst de reserveband omgelegd worden.

Gelukkig, toen dit klaar was en men den landweg een eindje opreed, zag men Koning bij de machine staan, geruststellend wenkend met de hand. Dat was een heele verruiming. Mocht nu de machine al beschadigd zijn, verpletterd misschien, Koning en zijn monteur waren er zonder letsel afgekomen. Dat begrepen de inzittenden.

Terwijl we dit uit den mond van Koning en den heer Berghuis, secretaris van het vliegcomité, opteekenden, was Konings jongste monteur reeds bezig de machine te

demonteren.

Het stuurvlak en de achtervlakken werden losgeschroefd. Maar het begon te donker te worden om daarmee door te gaan. Toen was 't wachten op de auto, die weer naar Leeuwarden was teruggekeerd om gereedschappen te halen. Als die kwam, zou men bij het licht der autolampen de aftakeling der machine voortzetten en ten einde brengen.

Het was Konings bedoeling om de stukken naar Leeuwarden te zenden en daar weer de machine op te stellen (hij heeft voldoende reservedeelen bij zich) om dan zoo mogelijk later den tocht, en dan beter, over te doen.

We zijn naar het station teruggegaan toen het wachten nog was op de komst van den auto. Op den landreed kwam het voertuig ons tegen. De aviateur en zijn helpers zullen wel een groot deel van den nacht nog gearbeid hebben voor de machine gedemonteerd en opgeladen was.

Sierlijk is het toestel het Oosten tegemoet gevlogen. Jammerlijk uitelkaar en kapot zal het hier teruggebracht worden. Maar ongelukken varen mee, bij 't vliegen vooral, - en Koning schijnt ons iemand toe, die zich niet spoedig laat ontmoedigen.

* * *

Wij hooren nog, dat de boer te Veenwouden, op wiens land de machine gedaald is, over de drukte op zijn land weinig gesticht was. Hij vreesde ook melkverlies bij de koeien, die daar liepen, en wilde pas het hek openen, om den wagen, die de aeroplaan vervoeren zou, door te laten, nadat hem f 20 schadevergoeding was toegezegd.

Bij nadere inspectie van de machine is gebleken, dat de schade meevalt. Was echter Koning's plan aanvankelijk, om ze te Leeuwarden te herstellen, en dan den tocht nogmaals te probeeren, hij acht het thans noodig, het toestel naar Groningen te doen vervoeren, en daar de reparaties te doen verrichten. Hij hoopt binnen een paar dagen weer te kunnen vliegen.

"De jongste monteur van Koning" zal timmerman La Douilly moeten zijn. Emile Ladougne vloog met Sieb mee...


Nieuwsblad van Friesland : Hepkema's courant, 22 juli 1911


  Dit artikel is gekoppeld aan de verhaallijn(en): Goupy, Sieb Koning, Émile Ladougne

  Publiek Domein, auteursrechtelijke termijn verstreken.


Nieuwsblad van het Noorden, 25 juli 1911

Onze Leeuwarder correspondent meldt ons, dat daar ter plaatse verteld wordt, dat Sieb Koning voornemens is van Helpman naar Leeuwarden te vliegen en terug.

't Praatje was ons ook al ter oore gekomen en voor hen, die al te gauw geloof slaan aan dergelijke geruchten is 't misschien noodig even mede te deelen, dat de machine van den heer Koning in den hangar op het Helpmansche vliegterrein staat te wachten op een mechaniciën uit Parijs, die den motor eens duchtig na zal moeten zien. Zoolang dit niet is geschied en de noodige reparatiën zijn verricht, is het maar 't verstandigst om over vliegplannen te zwijgen


Nieuwsblad van het Noorden, 25 juli 1911


  Dit artikel is gekoppeld aan de verhaallijn(en): Goupy, Sieb Koning

  Publiek Domein, auteursrechtelijke termijn verstreken.


Nieuwsblad van het Noorden, 18 augustus 1911

Sieb Koning te Grijpskerk.

Sieb Koning heeft gisteren gevlogen. Voor het eerst in zijn eigen provincie en te midden zijns volks. Want onder de zeer talrijke toeschouwers zagen we vele vrienden van den aviateur en een hunner, ook een bekend sportman, de heer H. Reilingh - we noemen hem altijd Piet, zei Sietze de Waard - heeft het zoo waar aangedurfd om op een primitieve zitplaats, 'n gewoon kistje, in den aeroplaan mee naar boven te gaan. En netjes weer beneden te komen, want dat is eigenlijk de kunst van 't vliegen.

Dat is gisteren weer voor de zooveelste maal gebleken.

Om goed zeven uur was de wind wat minder hevig en maakte Koning van die gelegenheid gebruik om te gaan opstijgen. Wij vonden het nog een waagstuk, want Olieslagers of Legagneux waren met zoo'n wind - de vlag wapperde nog lustig! - niet opgestegen.

De machine ging 100 M. de hoogte in, beschreef een drietal groote kringen, kwam zelfs in de buurt van Pieterzijl en daalde onder het enthousiastisch handgeklap der toeschouwers weer na zes minuten op het terrein.

Er was boven nog al wat wind geweest, zei Koning en zijn passagier keek stoutmoedig rond alsof hij zeggen wilde: dat heb ik nu mee doorgemaakt.

Maar toen kreeg Koning weer pech. Hoe, dat is moeilijk uit te maken - men sprak van een losse plank, die opgewipt was, maar dat was niet meer na te gaan - in elk geval de machine kreeg een knak en brak bij den tweeden stoot op den grond. Het verbindingsstuk, dat het achtergedeelte, 't hoogte- en zijstuur, aan het voorgedeelte verbindt, was gebroken. De aviateur en zijn passagier kregen geen letsel.

In 't eerste oogenblik werd echter weinig aandacht aan de averij geschonken. Het comité kwam met een mooien krans aandragen; hij stapte, met de lauweren getooid over het veld, de muziek speelde het volkslied, een fotograaf kiekte hem, en eerst toen kon geconstateerd worden, hoe groot de schade was.

Van een tweede vlucht, direct nog, was geen sprake. Maar voor heden had Koning zijn hoop gevestigd op den heer De Schepper te Helpman, waar indertijd voor de panne van juffrouw Dutrieu ook direct zulk een afdoende hulp was gevonden.

Een noodkreet werd telegrafisch geslaakt, maar nog vóór 't telegram weg was, stonden de heeren Hubert Hagens en Emile de Schepper al in de hangar het gebroken toestel te bezien. En de diagnose van de dokters luidde: hout halen uit de werkplaats te Helpman, het even op maat klaar maken en dan vannacht per auto van Bakker naar Grijpskerk terug, dan is de machine morgen weer klaar.

En zoo is 't geschied. De beide mechaniciens gingen naar de biljartfabriek, haalden hout en hedenmorgen seinde Koning ons, dat 't zaakje weer gezond was en hij om zes uur hedenmiddag weer zou vliegen.

Toch maar aardig, dat wij hier in Groningen zoo'n bondsvliegtuighersteller hebben, dat doen ze ons in Den Haag of Amsterdam niet na.

Dat men in Grijpskerk er wat trotsch op was, dat Koning zoo mooi gevlogen had laat zich denken. En toen hij met zijn passagier en mechaniciens na de vlucht, door het dorp gereden werd, voorafgegaan door muziek was aan de toejuichingen dan ook geen einde.

Vandaag kan er veel meer publiek nog worden verwacht dan gisteren.

[...]


Nieuwsblad van het Noorden, 18 augustus 1911


  Dit artikel is gekoppeld aan de verhaallijn(en): Emile de Schepper, Hubert Hagens, Goupy, Sieb Koning, Jan Olieslagers

  Publiek Domein, auteursrechtelijke termijn verstreken.


Laad meer